Wat is de betekenis van Luizenbos, luizenboswinkel, luizenbol, luizenbroeier?

2025-07-26
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

luizenbos, luizenboswinkel, luizenbol, luizenbroeier

(18e eeuw) (scheldw.) iemand met luizen; vies persoon; landloper; lammeling. • Aap, Luisbos, Malle Weerlicht, en soortgelyke woorden, zyn de naamen, waarmede hy zyne vrienden begroet, wanneer hy geestig wil zyn. (De Philanthrope of Menschenvriend. 6 dln. 1757-1762) • Luizenbosch, gemeen scheldwoord; (fig.) landlooper. (I.M. Calisch en N....

2025-07-26
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Luizenbos, luizenboswinkel, luizenbol, luizenbroeier

iemand met luizen; vies persoon; landloper. Aap, Luisbos, Malle Weerlicht, en soortgelyke woorden, zyn de naamen, waarmede hy zyne vrienden begroet, wanneer hy geestig wil zyn. (De Philanthrope of Menschenvriend, 1757-1762) Zorg maar eens dat de wandgrieksen opgeruimd komen, vuile luizebos, en kom dan maar eens bij mij mozeren, rotterd! (H. van Aa...

Gerelateerde zoekopdrachten