Kort, niet lang
bn. bw. (-er, -st), I. bn., 1. (van zaken ten opzichte van haar uitgebreidheid in de ruimte) niet lang, van geringe lengte of uitgestrektheid in verhouding tot de normale of gemiddelde, of in absol. zin: een kort pijpje; kort haar ; kort afgesneden nagels ; korte vingers; van personen: klein van gestalte, met gedachte aan ged...