Wat is de betekenis van Knor, knobbel?

2025-07-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Knor, knobbel

m. (-ren), 1. knobbel, uitwas; kwast; 2. eenvoudige draagsteen, balksteen ; 3. (gew.) kort, dik stuk, homp, klomp ; 4. kraakbeen ; slecht, pezig vlees : is dat vlees? ’t zijn al knorren en benen (of bonken).