Iets in den neus krijgen (of hebben)
D.w.z. iets in de gaten, in 't snotje krijgen (Waasch Idiot. 600 b: iets in 't slotje? krijgen), in den snuf hebben (Schuerm. 408), den reuk hebben van iets, er de lucht van krijgen, iets neuzen (Halma, 380), eig. van een jachthond gezegd. Vgl. ook het adjectief neuswijs, hd. nase...