Hij tuigt af.
[Dat wil zeggen: zijne ziels- of ligchaamskrachten begeven hem, ook wel: zijn geldelijk vermogen vermindert. In gelijken zin zegt men: Hij begint af te takelen. Een afgetuigd of afgetakeld schip, dat is: een vaartuig, waarvan het staand en loopend want is afgenomen, is niet meer voor de vaart geschikt].