Wat is de betekenis van Hij tuigt af.?

2025-07-27
Spreekwoordenboek der Nederlandsche taal

P. J. Harrebomée (1858)

Hij tuigt af.

[Dat wil zeggen: zijne ziels- of ligchaamskrachten begeven hem, ook wel: zijn geldelijk vermogen vermindert. In gelijken zin zegt men: Hij begint af te takelen. Een afgetuigd of afgetakeld schip, dat is: een vaartuig, waarvan het staand en loopend want is afgenomen, is niet meer voor de vaart geschikt].