het bobijntje is af
(1906) (Vlaanderen, inf.) hij is dood; (sp.) gezegd wanneer een renner niet meer kan volgen of leeggereden is; ook wanneer het gedaan is met de ontsnapping; van een voetballer: totaal uitgeblust, aan het eind van zijn krachten. Ook wel: aan het eind van zijn bobijn zijn. • Spr. Het bobijntjen is afgeloopen, zijn leven is ten einde. (Jozef Corn...