Wat is de betekenis van Grootdadig?

2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

grootdadig

bn., bw. (lit. t. door grote daden vermaard): Napoleons grootdadig leven.

2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

grootdadig

bn. en bw. (-er, -st) Verh. door grote daden vermaard: in zijn leven.

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Grootdadig

GROOTDADIG, bn. (-er, -st), (w. g.) vermaard door groote daden: grootdadige helden; (w. g.) heerlijk, indrukwekkend; tot lof en glorie van Gods grootdadigen naam. GROOTDADIGHEID, v. (w. g.) heerlijkheid, grootheid zij werden allen verslagen over de grootdadigheid Gods.

Gerelateerde zoekopdrachten