grootdadig
bn., bw. (lit. t. door grote daden vermaard): Napoleons grootdadig leven.
J.H. van Dale (1898)
GROOTDADIG, bn. (-er, -st), (w. g.) vermaard door groote daden: grootdadige helden; (w. g.) heerlijk, indrukwekkend; tot lof en glorie van Gods grootdadigen naam. GROOTDADIGHEID, v. (w. g.) heerlijkheid, grootheid zij werden allen verslagen over de grootdadigheid Gods.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: