Wat is de betekenis van Glashout?

2024-03-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Glashout

GLASHOUT, o. (-en), (bouwk.) het kalf van een venster of eene deur met bovenlicht, de horizontale roede tusschen onder- en bovendorpel; ...HUIS, o. (...huizen), huis van glas, broeikas, wintertuin; ...HUT, v. (-ten), glasblazerij; ...ISOLATOR, m. (-en), glazen isolator.

Gerelateerde zoekopdrachten