Wat is de betekenis van course?

2024-04-28
Op-en-top Nederlands

Frens Bakker, Els Ruijsendaal, Paul Uljé, Dick van Zijderveld (2022)

course

(zelfstandig naamwoord) [alg.] zie: woordenboek E-N

2024-04-28
Klein hotelvademecum

Peter Joh .M. Zuidweg (2017)

Course

Menugang: een op zichzelf staand gerecht, of een bij elkaar behorende, tegelijk geserveerde combinatie van gerechten.

2024-04-28
Jargon & Slang van Wielrenners

Marc De Coster (2017)

Course

Course - (Fr.) wielerwedstrijd.

2024-04-28
Wielerwoordenboek

Fons Leroy en Wim van Rooy (2010)

course

course: Franse benaming voor wielerwedstrijd.

2024-04-28
Groot wielerwoordenboek

Marc de Coster (2009)

course

Frans voor wielerwedstrijd. Zie ook koers.

2024-04-28
Golfsportwoordenboek

Jan Luitzen (2009)

course

→ baan

2024-04-28
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Course

paarden- of motorwedstrijd

2024-04-28
Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Course

’t lopen, ’t rennen, ’t rijden, loop, ren, rit; ’t jagen [v. wolken]; wedloop, (wed)ren, wedstrijd; reis, tocht; gang, boodschap; beweging; slag; slaglengte; kaapvaart; course plate, wedren op de vlakke baan; course au clocher, wedren over heg en steg, steeple-chase; course à pied, wedloop; course au trot, draverij; c...

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-28
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

Course

I loop, koers, gang, verloop, beloop; wedloop; (ren)baan; lange jacht; cursus, leergang; reeks, opeenvolging, laag, gerecht; kuur; fig weg, handelwijze, gedragslijn (course of action)-, course of echange, wisselkoers; evil courses, slechte levenswandel; take a course of waters, een kuur doen; let things take their Gods water over Gods akker late...