Wat is de betekenis van compagnon?

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

compagnon

compagnon - Zelfstandignaamwoord 1. metgezel, makker, maat, kompaan, vriend Hij ging samen met zijn compagnon op vakantie. 2. vennoot, handelsgenoot, medefirmant, zakenpartner, associé Hiervan profiteren vastgoedeigenaren, zoals Cor van Zadelhoff. Die verhuurt s...

2024-04-19
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Compagnon

afk. Co. [Fr., van OFr. compaignon, van VLat. companio, -panionis, van Lat. panis = brood; dus lett.: die het brood met iem. deelt] gezel; medewerker; (hand.) deelgenoot in zaak.

2024-04-19
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Compagnon

(kompagnon) handelsgenoot; gezel

2024-04-19
Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

Compagnon

handelsgenoot, partner, vennoot, mede-eigenaar van een onderneming, b.v. de stille vennoot in een commanditaire vennootschap of de vennoot in een vennootschap onder firma.

2024-04-19
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Compagnon

metgezel; deelhebber in een zaak of vennootschap

2024-04-19
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Compagnon

s., maet.

2024-04-19
Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Compagnon

metgezel, makker, maat, kameraad; gezel; bon joyeux compagnon, vrolijke kwant; compagnon d'armes, wapenbroeder; compagnon de voyage, reisgenoot.

2024-04-19
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Compagnon

(Fr.), m. (-s), 1. makker, gezel; — (zegsw.) als frère en compagnon met iemand omgaan, op zeer vertrouwelijke voet; 2. handelsgenoot, vennoot, lid ener handelsvennootschap.