Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 29-10-2020

wild zwijn

betekenis & definitie

everzwijn.

zoogdier dat sterk op het varken lijkt, maar dat daarvan verschilt door zijn donkere borstelige vacht en de twee naar boven gekromde slagtanden die het mannetje heeft, en dat in grote delen van de wereld in het wild leeft, vooral in bosrijke omgevingen.

Voorbeelden:
De boswachterij Gieten-Borger beslaat een krappe drieduizend hectare. De wilde zwijnen hebben ruimte genoeg om hun kostje bij elkaar te scharrelen. Hun lange, sterke snuit is voorzien van een wroetschijf van kraakbeen. Daarmee wordt in de bodem naar voedsel gezocht.
Dagblad van het Noorden, 2002

Zoals boeren op wilde zwijnen jagen die hun oogst hebben aangevreten, zo jaagde hij op alles wat een politie-uniform droeg.
Beb Vuyk, Een broer in Brazilië, 1983

Na goede voedseljaren kunnen wilde zwijnen tien biggen werpen.
De Telegraaf, 2001

Waar zouden de schoten anders voor zijn? Jagers, natuurlijk. Najaar, reeën, konijnen, wilde zwijnen, wist hij wat er in de bossen rondliep.
Peter de Zwaan, De vrouwenoppasser, 2001