iemand die altijd vrolijk is.
iemand, meestal een man, die altijd vrolijk is; iemand die zich door geen tegenslag laat terneerdrukken; van nature vrolijk, zorgeloos persoon.
Voorbeelden:
Nee hij was niet de vrolijke frans die men kende van de feesten en partijen. 'Mijn ziel zit opgesloten in mijn lichaam zoals een uitgehongerde tijger in een stalen kooi en mijn vreselijke hartstochten brullen net zoals hij. Alle mensen lijken me zo klein, armzalig, smeerlappen zonder klasse, handelsreizigers in hun sjofele erotiek.'
Marc Schoorl, Félicien Rops, 1999
Wat ik toen niet besefte, was dat de ogenschijnlijk o zo flierefluiterige Flack al jaren een persoonlijk drama met zich meesleepte: overdag stoeide hij op de filmset met alles wat mooi was, in Vlaanderen en Nederland. En 's avonds boog hij zich over z'n doodzieke vrouw. Hij stond haar bij, beurde haar op, gaf haar nieuwe moed [...]. Flack, vrolijke frans op vele podia, legendarisch als Jean-Pierre de antiquair in 'Thuis', wereldberoemd in Vlaanderen als inspecteur Van In in 'Aspe', heeft dat dubbelleven vele jaren volgehouden.
http://www.humo.be/humo-archief/318815/het-lieve-leven-en-hoe-het-te-lijden-herbert-flack, 3 februari 2015
Ik ben best een vrolijke Frans, maar soms overvalt de zwartgalligheid me als een zwerm sprinkhanen over een door de zon beschenen veld.
Greta Seghers, In liefdes naam, 2001
Ze lacht, geniet. Dat vrolijke, luchtige komt in haar gedichten terug. 'Maar ik schrijf ook serieuze gedichten. Mensen denken altijd dat ik een vrolijke Frans ben. Maar achter die vrolijke Frans zit nog een ander.'
Meppeler Courant, 1995
Van der Stouwe richtte zich tot hen met een toespraak waarin hij onder meer stelde dat Zwartsluis en omgeving een hoger arbeidsmoraal kennen en dat het personeel over verantwoordelijkheidsgevoel beschikt: 'Willem meer serieus, Gerrit vaak de vrolijke Frans en Cornelis wat bedeesder. En alle drie rustige betrouwbare medewerkers'.
Meppeler Courant, 1995