Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 29-10-2020

villa

betekenis & definitie

groot vrijstaand woonhuis.

groot en meestal kostbaar woonhuis, in de regel vrijstaand en omgeven door een tuin, maar soms ook halfvrijstaand, en meestal niet gelegen in een stadscentrum maar aan de rand daarvan of op het platteland.

Voorbeelden:
Links en rechts van de tuin en erachter liggen de tuinen van de villa's die hier de laatste jaren een voor een zijn gebouwd.
Elvis Peeters, Calvados, 2001

Thuis, dat was ondertussen een villa met zwembad, huishoudster en een geavanceerd alarm.
Paul Koeck, Na de siësta, 2001

Later zou hij een fortuin erven en nam hij zijn intrek in een villa in St.-Tropez.
Michael Eenhoorn, Bulgaar in Wassenaar, 1990