iemand van tachtig jaar.
iemand die tachtig jaar oud is; persoon met de leeftijd van tachtig jaar.
Voorbeelden:
Het is de acteurs niet aan te zien dat ze tachtigjarigen spelen.
De Standaard, 1996
Een honderdjarige kan nog donor zijn van hoornvliezen en een tachtigjarige kan nog donor zijn van huid.
NRC, 1995
Het is een enigszins verontrustend, maar inmiddels vertrouwd gezicht, althans in Amerika, om tachtigjarigen te zien die niet alleen nog in leven zijn, maar ook opgewekt bezig met houthakken, paardrijden, zwemmen en door stadsparken hollen.
NRC, 1993
Een tachtigjarige wordt vandaag bijvoorbeeld een kunstklep ingeplant met een verbeterde levenskwaliteit en kwantiteit tot gevolg.
De Standaard, 1997
Een Franse dokter heeft zich laten invriezen in zijn kasteel. Zijn vrouw lag hem daar al op te wachten: in 1984 overleed zij aan kanker. De tachtigjarige hoopt dat de wetenschap hen beiden ooit doet verrijzen.
Het Nieuwsblad, 28 februari 2002