iemand die van nature angstig of laf is.
iemand die van nature angstig of laf is; lafhartig persoon; bangerik; lafaard; schijterd.
Vooral gebruikt als scheldwoord. Het deel laars is waarschijnlijk te verklaren als een eufemisme voor aars, net als in iets aan zijn laars lappen. De verklaring dat schijtlaars oorspronkelijk betekende 'soldaat die zo bang is, dat hij het van angst in zijn broek doet, waarna de poep ook in zijn laars terechtkomt' is niet aannemelijk.
Voorbeelden:
Overigens zou ik in die autobiografie dan ook moeten vermelden dat ik ooit, één keer, in aanraking ben geweest met de politie. Dat gebeurde toen ik een jaar of vier was. Ik was een angstig, bang jongetje. Een schijtlaars zogezegd. Mijn ouders keken dan ook vreemd op toen ik op een dag plotseling in een langs de Gebroeders Van Doornelaan staand boompje klom.
http://horstsweethorst.blogspot.com/2008/08/intermezzo-jachthut.html, 17 augustus 2008
'Schijtlaarzen,' noemde Charlotte Mutsaers de auteurs van De Bezige Bij die zich teweerstelden tegen de komst van Dyab Abou Jahjah, maar niet uiterste consequentie uit hun weerzin trokken: vertrekken. Leon de Winter, Jessica Durlacher en Marcel Möring, de schijtlaarzen in kwestie, kunnen zo bij een andere uitgeverij terecht.
https://www.tzum.info/2016/04/column-coen-peppelenbos-schijtlaarzen/, 24 april 2016
De vrouwen met wie ik iets heb gehad, waren net zoals ik: ze zochten wraak. Tenminste, daar ben ik vanuit gegaan. Van de eerste, Sonja, op dat feest op Lindingö, weet ik het zeker, want haar minnaar was ook bij het diner. Ik kende hem allang, die schijtlaars. Er bestond geen twijfel over wie ik wilde vernederen en op wie ik wraak wilde nemen. Op jou.
Marianne Fredriksson, Anna, Hanna en Johanna, 2000