afwijkend van het typisch Amerikaanse.
afwijkend van wat doorgaans, al dan niet terecht, als typerend voor Amerika (de Verenigde Staten) of de Amerikanen wordt gehouden; niet in overeenstemming met een typisch Amerikaanse eigenschap of toestand.
Voorbeelden:
Hoe on-Amerikaans ook, als instrument van de immigrant wordt de accordeon in zekere zin een nationaal instrument. Iedere Amerikaan heeft tenslotte via de ene of andere afstamming in de donkere wortels van zijn stamboom wel "vreemd" bloed door de aderen stromen.
De Standaard, 1996
Amerikaanse? Zo willen de naslagwerken het. En voor een deel terecht, want al bij al vertoefde Nin de grote helft van haar leven in de VS en verwierf ze uiteindelijk ook de Amerikaanse nationaliteit. Zelf beschouwde Anaïs Nin zich echter als een "internationaal" auteur. Wat, gelet op haar afkomst, haar omzwervingen én haar on-Amerikaans proza, in wezen een korrektere omschrijving is.
De Standaard, 1996
Fransen eten sneller, lichter en on-Amerikaans. Zoals de bewoners van andere ontwikkelde landen zijn de Fransen de afgelopen dertig jaar een stuk minder en lichter gaan eten. Maar alarmkreten over "Amerikanizering" en oprukkende fast-foodtenten zijn ongegrond. Vooral Indochinese en Magrebijnse gerechten en restaurants vermenigvuldigden zich. Niet de hamburger, maar de couscous zit de steak-frieten op de hielen als populairste schotel.
De Standaard, 1996
