iemand uit een gemeenschap in Rusland.
iemand die behoort tot een gemeenschap die voornamelijk woont in het zuidelijke steppegebied van Oost-Europa en Aziatisch Rusland, en die in hoofdzaak bestaat uit lijfeigenen en verarmde adel die uitgeweken zijn naar de rand van het Russische rijk en zich daar ten dele onttrekken aan het centrale gezag.
In het meervoud ook in toepassing op de gemeenschap.
Voorbeelden:
Het meisje in de centrale sloeg zijn Engels af, en probeerde Frans. Sinds de troebele strijd met het Britse oliebelang en tegen zowel de tsaristische Kozakken als het sovjetbezettingsleger na de Tweede Wereldoorlog, was hier inderdaad enige voorliefde voor Parijs ontstaan. Na veel gezoem, want Teheran heeft geen noemenswaardige riolering en de ratten knagen graag de telefoonkabels door, klonk een mannenstem.
Frans Verleyen, Het beleg van Brussel, 1979
Omdat het sukses groot was, komen de kozakken midden januari terug naar Antwerpen met hetzelfde programma: werken van Tsjaikovsky, Nivikov en Kjedrov en bewerkingen van volksliederen.
De Standaard, 1996
Jegorov was tot 1994 goeverneur van Krasnodar, een Russisch gebied bij Kaukasië. Hij viel vooral op met campagnes tegen vluchtelingen uit de Kaukasus, van wie er velen werden verjaagd. Jegorov, zelf een Kozak, kon op de aktieve steun rekenen van de Kozakken, die de stoottroepen van de tsaren hadden gevormd bij de verovering van de Kaukasus.
De Standaard, 1996