Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

jaar

betekenis & definitie

Het begrip jaar heeft 7 verschillende betekenissen:

1) kalenderjaar.
periode van twaalf opeenvolgende maanden die voor onze jaartelling begint op 1 januari en eindigt op 31 december, en die in een gewoon jaar 365 dagen telt en in een schrikkeljaar 366; kalenderjaar.

2) jaar in wetenschappelijke zin.
periode waarin de aarde haar baan om de zon voltooit en opnieuw dezelfde positie tegenover een referentiepunt inneemt; ronddraaitijd van de aarde om de zon.
Als wetenschappelijke benaming en in wetenschappelijke verbindingen.

3) jaar in kerkelijke zin.
periode van de vierde zondag voor Kerstmis tot de vijfde zondag voor de daaropvolgende Kerstmis, waarin zich het verloop voltrekt van de kerkelijke feestdagen met hun veelal specifieke Bijbelpassages, gezangen en gebeden.

4) periode van (ongeveer) 12 maanden.
periode van twaalf maanden, gerekend vanaf een willekeurig tijdstip tot dezelfde dag in het volgende kalenderjaar; ruimer ook: periode van ongeveer twaalf maanden.

5) levensjaar.
elk van de perioden van twaalf maanden waarin men de leeftijd van mens of dier berekent vanaf de dag van de geboorte, of de levensduur of ouderdom van een zaak vanaf de vervaardiging of het ontstaan; levensjaar.

6) studiejaar.
periode tussen omstreeks september of oktober en juni of juli, waarin een onderwijsinstantie onderricht geeft of waarin men onderwijs volgt; jaar als onderdeel van een opleiding of cursus; studiejaar; schooljaar; leerjaar.

7) hoeveelheid naar een jaar berekend.
hoeveelheid van iets anders dan tijd, die bepaald of berekend wordt naar de tijdsduur van een jaar.