Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 29-10-2020

fietsbel

betekenis & definitie

bel van een fiets.

bel die binnen handbereik van de fietser, doorgaans op het stuur van een fiets, gemonteerd is en die een rinkelend geluid maakt om medeweggebruikers zoals voetgangers en andere fietsers te waarschuwen; bel van een fiets.

Voorbeelden:
De vogels zwegen. Een enkele hommel zoemde voorbij. Alleen de wind was hoorbaar in de grote leegte en nu en dan een fietsbel.
Oek de Jong, Hokwerda's kind, 2002

Met een fietsbel laat je andere fietsers weten dat je ze wilt inhalen. Een accessoire die niet alleen de veiligheid in het verkeer verhoogt, maar je fiets ook opfleurt als je kiest voor een fietsbel in een vrolijke kleur of met een leuke print.
https://www.internet-bikes.com/fietsbellen/

Je bent verplicht om een fietsbel op je fiets te hebben. Zonder een fietsbel ben je strafbaar en maak je zelfs kans op een boete. Gelukkig zijn er fietsbellen in alle soorten, maten, vormen en kleuren.
https://nederlandersfietsen.nl/fiets-onderdelen/fietsbellen/

In het fietsenrek beneden op straat was een kleine storm opgestoken. IJzeren frames tikten elkaar aan, sturen sloegen tegen de fietsbellen op andere sturen, kettingkasten kraakten.
Désanne van Brederode, Mensen met een hobby, 2001

De ROAM driewieler is een grote driewieler voor volwassenen, degelijke uitvoering met een verstevigd frame en versterkte voorvork. Het standaarmodel is uitgevoerd met een dichte kettingkast, bagagemandje en fietsbel.
http://www.roam.nl/r3306a.htm