Wat is de betekenis van fietsbel?

2023-04-01
Woordenboek van eigentijds Nederlands

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

fietsbel

bel van een fiets. bel die binnen handbereik van de fietser, doorgaans op het stuur van een fiets, gemonteerd is en die een rinkelend geluid maakt om medeweggebruikers zoals voetgangers en andere fietsers te waarschuwen; bel van een fiets. Voorbeelden: De vogels zwegen. Een enkele hommel zoemde voorbij. Alleen de wind was hoorbaar in...

Lees verder
2023-04-01
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

fietsbel

fietsbel - Zelfstandignaamwoord 1. bel bestemd voor een fiets Woordherkomst samenstelling van fiets en bel

Lees verder
2023-04-01
Wielersportwoordenboek

Jan Luitzen (2009)

fietsbel

(de; -len) - bel op een fiets, waarmee een fietser andere weggebruikers, m.n. voetgangers en andere fietsers, waarschuwt.

2023-04-01
Vloeken lexicon

Prof. dr. P.G.J. van Sterkenburg (1997)

fietsbel

In de jaren zestig gebruikten dienstplichtige soldaten, maar niet alleen zij, de verwensing krijg een dikke fietsbel! in de betekenis ‘je kunt me wat, bekijk het maar’. De verwensing zelf is een eufemisme voor dikke tam(p)! ‘krijg een erectie’. Bij mijn weten wordt die laatste verwensing niet buiten het leger a...

Lees verder
2023-04-01
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Fietsbel

v. (-len).