Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 29-10-2020

banjo

betekenis & definitie

tokkelinstrument.

tokkelinstrument met meestal vijf metalen snaren die gespannen zijn over een hals en een ronde, tamboerijnvormige klankkast waarvan de voorkant gemaakt is uit een zachte stof zoals perkament, varkensblaas of sommige zachte kunststoffen, dat wordt bespeeld met de vingers of met een plectrum.

Voorbeelden:
Met behulp van banjo, gitaar, harmonica, kazoo, muziekdozen, allerlei speelgoedinstrumenten en elektronisch vervormde stemmen speelden de heren, van wie enkele deel uitmaken van de groep Motorpsycho, pretentieloze huis-, tuin- en keukendeuntjes, die meer dan eens de lachspieren van de toeschouwer kietelden.
De Morgen, 2002

Klassieke en akoestische gitaren, violen, cello's en andere snaarinstrumenten (mandolines, banjo's...) vullen nu op hun beurt de eerste verdieping van dit pand.
http://www.rombaux.be/main.htm

Met hun bijzondere instrumentarium, waaronder banjo's, mandoline, ukelele, kazoo en 'Kuttepiel' maken zij er overal een swingend feest van.
http://www.dongeradeel.nl

< >