lastig persoon.
iemand die ambetant is; iemand die lastig is; lastig persoon.
Ook gebruikt als scheldwoord.
Voorbeelden:
Nederland pleit traditiegetrouw voor de vrijhandel, België had liever wat protektie voor de textielindustrie. De Croo vond Bolkestein toen een ambetanterik, Bolkestein zag zijn evenknie als aartsprotektionist.
De Standaard, 1996
Bij ambetanterik geeft het boek de definitie 'vervelend iemand, zeurpiet, lastpost'.
NRC, 2003
Ge hebt u kwaad gemaakt, mij voor 'ambetanterik' uitgescholden en zijt weggelopen naar uw kamer, wat uiteraard niets oplost.
Geertrui Daem, Koud, 2001