Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

afgrijselijk

betekenis & definitie

afgrijzen opwekkend.

afgrijzen opwekkend; hevige afkeer of angst inboezemend; in hoge mate afschuwelijk of verschrikkelijk.

Voorbeelden:
Kinderen zien veel tv en video waarop de meest afgrijselijke misdaden en moorden worden gepleegd.
Meppeler Courant, 1994

Ik bad dat iets hem zou treffen: een plotselinge blindheid, een afgrijselijke pijn, een hartaanval.
Mensje van Keulen, De gelukkige, 2001

Verbijsterd en ontzet herkenden we dat de stijfkramp, de dodelijke tetanus, haar te pakken had en wisten we dat er niets aan te doen was: dat ze in afgrijselijke pijnen zou sterven.
Erik Van Ruysbeek, De ark en de ratten, 1984

Twee weken na het sluiten der overeenkomst deed ik de nieuwe bazen konde van een dodelijke ziekte waar ik aan leed [...]. Ik gaf niet veel meer details dan dat het iets met het hart was, maar wel zeker wist ik dat ik veroordeeld was om niet langer dan een jaar nog te leven. Ze begrepen dus wel dat zo'n ultiem levensjaar toch liever besteed werd aan meditatie en levenskunst dan aan het schrijven van reklameteksten. Zo sjiek waren ze wel, ik werd op eigen verzoek ontslagen en was nu helemaal vrij. Ik had juist geteld tien dagen in het nieuwe werkkader gesleten, en dat zo'n afgrijselijke leugen werd aangewend om voordelig uit het koopje te komen, bezorgt me niet het minste onbehaaglijke gevoel achteraf.
Alex Rosseels, Het blije lijden, 1980

De wegrottende lijken veroorzaakten grote epidemieën en een afgrijselijke stank die over de vlakten gleed.
Jan Cremer, De Hunnen. Dl. 2: Bevrijding, 1983

Je vraagt je overigens af wat die meisjes toch zien in Telly: hij heeft een dom gezicht, een afgrijselijke stem en geen grijntje respect of opvoeding.
http://www.movie.nl/artdet.cfm?tekstnr=793=1, 1997

Iedereen is tevreden, het ongekende deel van de bevolking inbegrepen, dat over vijf, tien, twintig jaar een afgrijselijke ziekte krijgt, waarvan alle betrokkenen zich vertwijfeld zullen afvragen: hoe loop je zoiets in godsnaam op?
Peter Terrin, Blanco, 2003

Je bent een afgrijselijk persoon en je stinkt.
Paul Mennes, Poes poes poes, 2001