Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 17-11-2021

Vries, Hugo de

betekenis & definitie

(1848-1935) studeerde botanie in Ned. en Duitsl., promoveerde in 1870 te Leiden (De invloed der temp. op de levensverschijnselen der planten) en werd in 1878 hoogleraar aan de .Amsterdamse Universiteit. Aanvankelijk verrichtte DE VRIES plantenphysiologische onderzoekingen, waarvan vooral die over turgor en plasmolyse zeer bekend zijn geworden, des te meer doordat de door hem verkregen resultaten de basis vormden van de theorieën omtrent osmotische druk en electrolytische dissociatie (VAN T HOFF, ARRHENIUS).

Later ging zijn belangstelling steeds meer in de richting van de erfelijkheid en het ontstaan der soorten.

Zijn erfelijkheidsexperimenten brachten hem (met CORRENS en TSCHERMAK) tot de herontdekking van de regels van MENDEL (1900). Aan de teunisbloem (Oenothera lamarckiana) bestudeerde hij de verschijnselen van mutatie en soortvorming. In 1901-03 verscheen zijn grote werk Die Mutationstheorie (2 dln) en daarna Soorten en variëteiten (1906, 1913). Mede door het werk van DE V. begon omstreeks 1900 een nieuw en groot tijdperk voor de erfelijkheidsleer.

Ook voor de plantenveredeling bezat DE VRIES warme belangstelling (Het veredelen van cultuurplanten, 1908). Omstreeks 1920 werden zijn verzamelde verhandelingen uitgegeven: Opera e periodicis collata (7dln).

< >