(Ned.). De v. heeft landelijk en ook internationaal in de laatste jaren grote belangstelling verkregen.
Op landelijk niveau is het de groeiende zelfwerkzaamheid van het georganiseerde agrarische bedrijfsleven, die zich ook t.a.v. de voorlichting ontplooit. In internationaal verband is het bij de hulp aan minder ontwikkelde landen dat aan de voorlichting een grote betekenis wordt toegekend. Op basis van het landbouwonderwijs en in nauwe samenwerking met het landbouwkundig onderzoek vormt de v. een naar verhouding weinig kostbaar, maar onmisbaar hulpmiddel tot de ontwikkeling van de productiviteit in de landb. en het welzijn ten plattelande, welke beide doelstellingen nauw verbonden zijn.De taak van de v. is het helpen van de plattelandsbevolking om zichzelve te helpen. Nimmer mag een voorlichtingsdienst dan ook op de stoel van de boer gaan zitten, maar integendeel moeten de persoonlijke verantwoordelijkheid onaangetast en de zelfwerkzaamheden gestimuleerd worden. Van ontwikkelingsplannen die men voor het platteland beraamt en hij een groeiende internationale agrarische samenwerking, die men wil bevorderen, moet. de agrarische v. een integrerend deel vormen. Want het is ten slotte de bevolking zelve die deze moet willen en kunnen dragen, wil men in de praktijk ook het beoogde resultaat bereiken.
De landbouwvoorlichtingsdienst in Ned. bestaat ruim een halve eeuw. De Eur. landbouwcrisis tegen het einde van de vorige eeuw was oorzaak, een internationale landbouwtentoonstelling in Amsterdam aanleiding, dat de Overheid op advies van de daartoe ingestelde Staatscommissie 1886 meer zorg is gaan besteden aan de v., zomede aan het landbouwonderwijs en het landbouwkundig onderzoek. Nadat sinds 1870 enkele provinciale maatschappijen van landb. een rondtrekkend landbouwleraar in dienst namen, werd in 1890 tot de aanstelling overgegaan van de eerste Rijkslandbouwleraren, de Rijksconsulenten voor de landb. De voorlichtingsdiensten voor de landb. worden sindsdien grotendeels uit overheidsgelden gefinancierd met een bedrag, dat momenteel gemiddeld f 5,- per ha cultuurgrond bedraagt. In het bevorderen van de productiviteit in de landb. Wordt niet alleen de boer, maar ook de nationale economie en de consument gediend door het verschaffen van meer, beter en goedkoper voedsel.
Met de crisis in de dertiger jaren, toen de steun aan de kleine bedrijven zijn intrede deed, kwam het instituut van de assistenten van de Rijksvoorlichtingsdienst tot ontwikkeling. Ook in de na-oorlogse jaren werd deze dienst sterk uitgebreid met het oog op de bijzondere eisen die gesteld werden aan de landb., als een van de voornaamste bestaansbronnen voor ons land, dat van nature niet rijk gezegend is met industriële grondstoffen, doch de dichtste bevolking ter wereld heeft, die bovendien sneller groeit dan in enig ander Eur. land.
Op een personeel van ca 1400 man heeft de Rijksvoorlichtingsdienst voor de Landb. ca 200 landbouwkundig ingenieurs en ruim 1000 assistenten zonder academische vooropleiding; deze laatsten hebben veelal een winterschool doorlopen. De nascholing van het personeel heeft alle aandacht i.v.m. de voorlichtende taak, waarin de vooropleiding niet heeft of kan voorzien.
De landbouwvoorlichtingsdienst is i.h.a. niet betrokken bij de controle en uitvoering van wettelijke regelingen en zeker niet voor zover deze het onmisbare volledige vertrouwen van de plattelandsbevolking in het voorlichtingspersoneel zouden kunnen schaden; wel is hij betrokken bij het adviseren inzake aanvragen voor het Borgstellingsfonds, premieverleningen voor rationalisatie van de bedrijven etc. Het landbouwvoorlichtingspersoneel is zowel bij het onderwijs als bij het onderzoek betrokken. De landbouwonderwijzer kan als de pionier van de landbouwvoorlichtingsdienst gelden. Behalve in de tuinb. is de organisatorische binding tussen de Rijkslandbouw-voorlichtingsdienst en het landbouwonderwijs betrekkelijk los, zulks b.v. in tegenstelling met Duitsl. en ZwitserL, waar de voorlichting aan de winterscholen is verbonden. Met de Landbouwhogeschool heeft de Rijksvoorlichtingsdienst voor de Landb. geen formele binding, zoals men die in Schotl. en de Ver. St. kent. Via het Internationaal Landbouwstudiecentrum vindt echter, in samenwerking met de Landbouwhogeschool en de Directie van de Landb., sinds 1953 jaarlijks een internationale cursus in de v. plaats.
De Rijksvoorlichtingsdiensten voor de Landb. zijn intensief betrokken bij het regionale landbouwkundig onderzoek met o.a. een 20-tal proefboerderijen, vele proefbedrijven en talrijke, proefvelden en een 40-tal proeftuinen, waarvan er enige zijn ontwikkeld tot regionale tuinbouwproefstations. Consulenten in algemene dienst, die grotendeels op centrale instituten voor landbouwkundig onderzoek zijn gestationneerd, vormen voorts tezamen met regionale specialisten in de voorlichtingsdienst een belangrijke schakel tussen het landbouwkundig onderzoek en de directe voorlichting.
De Rijksvoorlichtingsdienst voor de Landb. heeft zich in ons land voorn. tol de technische en sinds de bevrijding geleidelijk ook meer tot de bedrijfseconomische voorlichting van boer en tuinder bepaald. De voorlichting t.a.v. de landarbeid i.h.a. en de landarbeiders in het bijzonder verdient voor de naaste toekomst grotere aandacht. Met de landbouwhuishoudelijke voorlichting en die voor de jeugd ten plattelande, heeft de Rijksvoorlichtingsdienst voor de Landb. geen directe bemoeienis. De landbouwhuishoudelijke voorlichting, waaraan naast een technisch, ook een econ. en sociaal aspect verbonden is, zal zich (en dan mogelijk organisatorisch gebonden aan het landbouwhuishoudonderwijs; sterk gaan uitbreiden. De sociale en algemene econ. voorlichting voor de agrarische samenleving wordt beschouwd als het domein van de standsorganisaties. De in 1954 door de Min. van Landb. ingestelde Commissie Welzijn ten Plattelande stimuleert een samenspraak tussen de standorganisaties, de Overheid en ter zake deskundigen t.a.v. maatschappelijke vraagstukken van de agrarische bevolking. de agrarisch-sociale voorlichting zal zich in de naaste toekomst ongetwijfeld gaan ontwikkelen.
De landbouwvoorlichtingsdienst heeft zich ontwikkeld in een grote mate van decentralisatie en specialisatie. Decentralisatie is nodig, opdat de regionale en locale verschillen voldoende tot gelding kunnen komen; uniformiteit in de voorlichting is onjuist te achten. Specialisatie is nuttig, omdat het groeiende landbouwkundig onderzoek sterk gespecialiseerd is, evenals de Ned. landb. zelve. Er zijn dan ook afzonderlijke voorlichtingsdiensten voor akker- en weidebouw, veeteelt, zuivel en tuinb., waarbij de eerste en de laatste numeriek verreweg het sterkst ontwikkeld zijn en dan ook tot taak hebben aan het landbouw- resp. tuinbouwbedrijf als geheel aandacht te besteden. Wat betreft de functionele taakverdeling kent men binnen de afzonderlijke voorlichtingsdiensten bovendien consulenten met een ambtsgebied, alsmede rayonassistenten die de directe algemene voorlichting verzorgen en consulenten in algemene dienst, evenals de assistenten-specialist die in een vak of bijzondere tak van landb. nader zijn gespecialiseerd. Coördinatie is dan echter wel geboden daar het agrarische bedrijf een eenheid vormt. De organisatie van dit bedrijf als geheel zal dan ook zeker in Ned. met een relatief intensieve landb. en overwegend gemengde bedrijfsvorm een knelpunt vormen voor een grotere productiviteit.
Om het onderlinge contact tussen de verschillende voorlichtingsdiensten te bevorderen werden in 1948 de provinciale colleges van consulenten ingesteld, waarin ook zitting hebben de houtvesters, inspecteurs voor de veterinaire dienst, voedselcommissarissen, hoofdingenieurs-directeuren van de cultuurtechnische dienst, de consulent voor gronden pachtzaken en de directeuren van de land- en tuinbouwwinterscholen.
Ten einde een effectieve coördinatie in de voorlichting te verkrijgen in samenwerking met het georganiseerde bedrijfsleven werden van 1953 55 door de Min. van Landb. de Landbouwvoorlichtingsraden ingesteld, waarin naast de Rijksvoorlichtingsdiensten, de standorganisaties van boeren en tuinders, evenals de landarbeidersbonden vertegenwoordigd zijn. Van de landelijke raad is de Directeur-Generaal van de Landb. voorzitter, het secretariaat wordt verzorgd door de Inspecteur voor de Landbouwvoorlichting, die met de coördinatie belast is en tevens het contact verzorgt met de provinciale raden. Van deze laatste is een vertegenwoordiger van het bedrijfsleven voorzitter, terwijl de voorzitter van het bovengenoemde provinciale college van consulenten als secretaris fungeert.
In de voorlichtingsmethodiek neemt de individuele voorlichting en m.n. het bedrijfsbezoek een grote plaats in. Dit laatste vindt voorn. plaats door de rayonassistenten voor de land- en tuinbouwvoorlichtingsdienst, die als de centrale figuur voor de individuele bedrijfsvoorlichting kunnen gelden. Een rayon telt gemiddeld 400 landbouwbedrijven groter dan 3 ha. Hiermede heeft Ned. de meest intensieve bedrijfsvoorlichting ter wereld. Verenigingen voor bedrijfsvoorlichting, waarbij bijna ⅕ van de boeren is aangesloten, verhogen het effect van deze individuele voorlichting, waartoe de leden zich ook een geldelijke bijdrage per ha getroosten. Een bewuste inschakeling en scholing van vrijwillige plaatselijke leiders t.a.v. de v. worden in Ned. nog niet toegepast.
In de Ver. St. bedraagt dit aantal het tienvoudige van het bcrocpspcrsonecl. Bij de groepsmethoden d.m.v. lezingen en demonstraties nemen de bedrijfsdemonstraties in de vorm van voorbeeldbedrijven, rationalisatiebedrijven en zelfs voorbeelddorpen de belangrijke plaats in. De massale voorlichting via vlugschriften, filmstroken, films, radio neemt in kwantiteit sinds 1945 steeds toe.
Het onderzoek naar het daadwerkelijke effect van de voorlichting en de hierbij toegepaste methoden begint belangstelling te verkrijgen.
Aan de minder ontwikkelde agrarische gebieden wordt de laatste jaren meer aandacht geschonken. Daarbij werden reeds verschillende regionale stichtingen gevormd. Ook bij ingrijpende cultuurtechnische verbeteringen m.n. het omvangrijke project van de verkaveling van de cultuurgrond, waaraan in toenemende mate saneringen worden verbonden, dringt het besef door van de noodzaak van intensieve voorlichting, zowel voor, tijdens als na de uitvoering van deze werken.
Het besef dat technische, economische en sociale factoren ten plattelande veelal een nauwe samenhang vertonen en elkaar wederzijds beïnvloeden groeit, ook t.a.v. de hiervoor nodige coördinatie van de diverse voorlichtende instanties.
Hierbij kan gesteld worden dat niet alleen het bedrijf, maar ook het gezin ten plattelande en m.n. op de in Ned. overwegende gezinsbedrijven een eenheid vormt.
Aangezien ook in Ned. met een naar verhouding hoogstaande landb. door verschillen in doelmatig bedrijfsbeheer het rendement van gelijksoortige bedrijven enorm uiteenloopt, is de behoefte aan v. groot. In minder ontwikkelde landen is de behoefte nog groter, ook al komt de vraag hiernaar niet zo sterk naar voren. Daarbij moet bedacht worden dat de basis voor een effectieve voorlichting bestaat uit onderwijs.
De factor boer blijkt in de praktijk van overwegende betekenis te zijn en het is zaak met deze factor in al zijn facetten rekening te houden bij alle ontwikkelingsplannen die men beraamt.
Ook t.a.v. de groeiende internationale agrarische samenwerking moeten en kunnen de voorlichtingsdiensten, die in toenemende mate op internationaal niveau samenwerken, een grote rol spelen, daar ten slotte de plattelandsbevolking d.m.v. de voorlichting deze samenwerking ook zal moeten willen en kunnen dragen.
J. M. A. PENDERS.
In België begon de v. in 1885 met de stichting van de dienst der Rijkslandbouwkundigen. Aanvankelijk werden 9 titularissen aangesteld, één per landbouwstreek. Zij moesten de landbouwers raad geven, voordrachten organiseren, naschoolse lessen inrichten en proefvelden aanleggen In 1894 werd afgezien van de aanduiding van de rijkslandbouwkundigen per landbouwstreek en werd hun ambtsomschrijving overeengebracht met de administratieve grenzen, nl. die van de provincie. In 1897 werd het aantal rijkslandbouwkundigen opgevoerd tot 20; van 1898 af moest de rijkslandbouwkundige houder zijn van het diploma van landbouwkundig ingenieur.
Het aantal rijksconsulenten werd geleidelijk opgevoerd en hun taak meer gespecialiseerd.
Thans telt België: 34 rijkslandbouwkundigen, 20 veeteelteonsulenten, 6 zuivelconsulenten, 19 inspecteurs van de dienst voor plantenziekten, 10 inspecteurs van de dienst voor beteugeling der vervalsing, 6 ingenieurs voor de landelijke waterdienst, 9 consulenten voor de boerderijbouwkunde. Naast de rijksconsulenten stelt ook de Belgische Boerenbond in het Vlaamse land een 20-tal consulenten ten dienste van boer en tuinder.
Organisatie van de landbouwvoorlichting in België. (N.B. De tussen ( ) geplaatste cijfers geven het aantal personen met hogere onderwijsopleiding, dat bij de betrokken dienst werkzaam is.)
De landbouwvoorlichting van het Ministerie van Landbouw (5) is onderverdeeld in 7 afdelingen, welke soms verder verdeeld zijn in speciale diensten. Deze laatste zijn i.h.a. gesplitst, in een Hoofdbestuur en Buitendiensten.
I. Bestuur veeteelt en veeartsenijkundige diensten (1) met een dienst voor veeteelt (6 + 4 + 2 per prov.), voor zuivel (3 + 4), voor veeartsenijkunde (5 + 25).
II. Bestuur van land- en tuinbouw (1) met een dienst voor landbouw (10 + 34), voor tuinbouw (8 + 9 + bijzondere dienst voor plantenziekten 19).
III. Dienst voor beteugeling der vervalsingen (4 + 13).
IV. Landelijke waterdienst (2 -j- 6).
V. Boerderijbouwkunde (2 + 9).
VI. Bestuur der Economische diensten (1) met een dienst voor algemene studie (Landbouwpolitiek, Economische documentatie, Sociale en fiscale kwesties, Landbouwcoöperatie, Landbouwvoorlichting) een dienst van de Economie der Landbouwproducten (Akkerbouwproducten, Dierlijke producten, Tuinbouwproducten), een dienst der Buitenlandse landbouwaangelegenheden (Handelsaccoorden, Internationale organisaties, Landbouwattachés, Belgisch nationaal comité van de F.A.O.).
Door het K.B. van 6 Febr. 1957 (S. 44 van 13 Febr. 1957) en houdende de vaststelling van het organieke kader van het Min. v. Landb., werd een volledige reorganisatie van de diensten doorgevoerd. Het Bestuur voor Landbouwproducten omvat thans de vroegere besturen Veeteelt en Veeartsenijkundige dienst en Land- en Tuinbouw waaruit de Dienst van Landbouwkundige Opzoekingen werd losgemaakt en tot een zelfstandig Bestuur voor Landbouwkundig Onderzoek opgericht. Buiten het hoger genoemd personeel voor de v. heeft het Bestuur voor Landbouwproducten thans een centrale dienst voor Landbouwvoorlichting met 14 personeelsleden.
Naast deze landbouwvoorlichting van het Ministerie bestaat een vrije landbouw voorlichtingsdienst. Zo heeft de Belgische Boerenbond voor zijn leden 7 veeteelt- en landbouwconsulenten, 7 kleinveeteeltconsulenten, 3 zuivelconsulenten, 2 consulenten voor landbouwboekhouden en bedrijfs-v. en 5 landbouwkundige en tuinbouwkundige ingenieurs voor de land- en tuinbouwvakbladen.
C. BOON.