(volksk.) Vroeger trof men zeer veelvuldig op het erf van een boerderij het g. aan. Men legde de bladeren op open wonden; ook waren ze goed, als men last had van ‘zinking’ of van ‘klieren’.
Afhankelijk van de streek kende men verschillende g., b.v. helmkruid (Scrophularia), Sedum en Sempervivum-soorten en in Vlaanderen Plantago major L..