planten zonder bladgroen, die zich met organische stoffen moeten voedóöf als woekerplanten (parasieten) op of in levende planten, waaraan zij hun voedsel onttrekken. De zwammen vermenigvuldigen zich door sporen, die in of op de vruchtlichamen ontstaan.
Bij een eerste groep zwammen, de steeltjeszwammen, ontstaan ze op verschillend gevormde steeltjes,bij een tweede, de zakjeszwammen, in het inwendige van zakjes. Steeltjeszwammen zijn:1.plaatjeszwammen met plaatvormige lamellen aan de onderzijde van de hoed; eetbaar: champignon, dooierzwam; giftig: groene knolzwam, vliegenzwam;
2. buisjes- of gaatjeszwammen met buisjes aan de onderzijde van de hoed; eetbaar: eekhoomtjesbrood, boterboleet; giftig: satansboleet;
3. stekelzwammen met stekelige verhevenheden; eetbaar: gele en geschubde stekelzwam;
4. koraal- en knotszwammen met knotsvormige vruchtlichamen; eetbaar: goudgele koraalzwam;
5. buikzwammen: stuifzwam en stinkzwam. Tot de steeltjeszwammen rekent men ook vaak de roest- en brandzwammen. Zakjeszwammen zijn: morilles, truffels, gistzwammen. Schadelijke hieronder zijn: moederkoom, penseelof broodschimmel (penicillium), meeldauw. Tot de derde klasse, de wierzwammen, behoren de knopjesschimmel, de valse meeldauw en de aardappelzwammen, die aardappelziekten, b.v. de gewone aardappelziekte en de aardappelwratziekte veroorzaken; zie ook schimmels.
