Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

Gepubliceerd op 03-12-2020

standen

betekenis & definitie

historische onderscheiding van een bevolking naar:

1. beroep (koopmansstand), bezit (grootgrondbezitters), en niet-bezit (lijfeigenen, proletariërs), mate van vrijheid (vrije boeren, horigen);
2. politieke macht (patriciërs en plebejers; regenten, burgers en het „lagere volk”);
3. economische en politieke macht (Marx’ onderscheiding in kapitalisten en proletariaat, middenstand);
4. kerkelijk gezag (clerus en leken). Plato verdeelde in zijn ideale staat reeds de leden in geleerden, werkers en krijgers. Elke stand had zo zijn eigen belangen, en naarmate een stand meer macht bezat, had dit bevoorrechting van de leden van de heersende stand(en) ten gevolge. Daaruit ontstonden opstanden (boerenopstanden in de 14de eeuw) en revoluties (Franse Revolutie). Thans spreken we nog over standen, maar zonder de politieke bijbetekenis als boven: artsenstand, advocatenstand; zie ook: standenstaat.

< >