[sjeek'spier], William (1564— I6I6), de grootste Engelse toneelschrijver. Hij was afkomstig uit het stadje Stratford-on-Avon in Midden-Engeland en woonde van 1587-1611 in Londen, waar hij lid was van een toneelgroep.
Zijn ontwikkeling als dichter wordt gekenmerkt door vier dichtperioden: 1. die van de blijspelen, b.v. „Midsummernight’s Dream” (Een midzomernachtsdroom), „The Merchant of Venice” (De koopman van Venetië), „As you like it” (Naar ’t u lijkt), „Measure for Measure” (Leer om leer), en van de tragedie „Romeo and Juliet” (Romeo en Julia);
2. die van de historische toneelspelen en van de koningsdrama’s, b.v. „Richard III”;
3. die van de grote tragedies, b.v. „Julius Caesar”, „Hamlet”, „Othello”, „King Lear”, „Macbeth”;
4. die van de rijpe sprookjesspelen: „The Winter’s Tale” (Een winteravondvertelling), „Tempest” (Storm).
Shakespeare bouwde zijn stukken vol spanning op, vormde zijn personages tegen een geografisch en historisch wereldwijde achtergrond en beeldde een onuitputtelijke hoeveelheid menselijke karakters uit. Zijn taal is expressief en trefzeker. Shakespeares werken behoren tot het letterkundige tijdvak van Renaissance en Barok. Thans nog beschouwen velen Shakespeare als de grootste toneelschrijver uit de wereldliteratuur. Shakespeare is vaak vertaald. Burgersdijk vertaalde alle werken; moderne, goede vertalingen verzorgden o.a.
Nijhoff, Voeten, Verspoor, Andreus, A. Roland Holst.