een kleine snuitkever van 4,5-7 mm lengte, die glinsterend blauw of goudgroen van kleur is. Hij behoort tot de bladrollers. Het wijfje boort de jonge loten van de wijnstok en van ooftbomen, doch ook van beuken, wilgen, populieren en berken aan.
De bladstelen worden doorgebeten en de bladeren uit de knop ineengerold, waarin dan de drie tot tien eieren worden gelegd. De larven voeden zich met het verwelkende bladmoes en verpoppen zich later in de grond. Ook worden de jonge druivesteeltjes door dit schadelijke kevertje stukgebeten.