een weidevogel. Zijn rode poten, zijn zwart-witte onderzijde, zijn luidschallend „kieoewiét”, dat hij in de paartijd al vliegend laat horen, en zijn verenkuif maken hem herkenbaar.
Hij is over geheel Europa en Noord-Azië tot in Mandsjoerije ver-breid. Als trekvogel gaat hij niet ver naar het zuiden, in Europa tot in het Middellandse-Zeegebied. Zijn eieren gelden als lekkernij.