1. in de mens- en dierkunde worden de eerste ontwikkelingsstadia der weefsels als uitwendig, inwendig en middelste kiemblad aangeduid, gewoonlijk ectoderm, entoderm en mesoderm genoemd. Het ectoderm levert de huid met zijn organen en het zenuwstelsel, het entoderm het darmkanaal met zijn bijbehorende klieren en het mesoderm bindweefsel, kraakbeen en been;
2. in de plantkunde worden de eerste bladeren van het kiemplantje der zaadplanten (embryo) ook kiembladen, doch meestal zaadlobben genoemd. Bij vele planten, b.v. grassen, lelies, palmen, is slechts één zaadlob aanwezig (éénzaadlobbigen); bij de meeste, b.v. bonen, augurken, radijsjes, zijn er twee (tweezaadlobbigen), bij de naaldbomen 2-15 (veelzaadlobbigen). Aan de vorm der zaadlobben zijn de in onze tuinen, parken en bossen groeiende kiemplanten gemakkelijk te herkennen.