Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

Gepubliceerd op 24-03-2021

Hop

betekenis & definitie

1. een plant die in het wild groeit in vochtige bossen, struikgewas en hagen.

Uit een onderaardse, overblijvende stengel groeien elk voorjaar snel groeiende stengels op, die zich langs andere planten omhoogwinden. Evenals de wilg is de hop tweehuizig. De vrouwelijke planten hebben bloeiwijzen die op denneappels lijken, de hopbellen, op wier blaadjes kleine klieren zitten waarin zich de zogenaamde lupuline vormt. Dit geeft smaak aan het bier en verhoogt de houdbaarheid. Daarom wordt de vrouwelijke plant reeds sinds de Middeleeuwen op hopakkers verbouwd, doch in ons land zelden meer;

2. een tot 30 cm grote trekvogel met een oranjerode verenkuif, die hij kan opzetten, en een lange, spitse snavel. Hij leeft bij voorkeur op veeweiden, voedt zich met insekten en wormen en broedt in boomholten. Door de stinkende uitwerpselen der nestjongen worden nestrovers op een afstand gehouden.