De in de natuur voorkomende ijzeroxide (erts) is voor het vervaardigen van ijzeren voorwerpen ongeschikt zolang de zuurstof daaraan nog niet is onttrokken. Deze bewerking wordt „reductie” genoemd.
In een hoogoven gebeurt dat door middel van cokes, wanneer men afwisselend lagen van cokes en erts aangelegd heeft. De ontbrande cokes verbindt zich met de zuurstof, zodat met het hoogovengas kooldioxide en koolmonoxide (zie koolstofverbindingen) ontwijken. Het daardoor van zuurstof bevrijde ijzer smelt, druppelt door de gloeiende cokes, lost daarbij koolstof in zich op en verzamelt zich dan als ruwijzer in een reservoir. Vandaar wordt dit ruwijzer elke 12 uur afgevoerd om tot staal verwerkt te worden. Om de cokes tot ontbranding te brengen, wordt er vlak boven het reservoir lucht ingeblazen, die door een heteluchtblazer is voorverwarmd. Voor deze voorverwarming worden hoogovengassen gebruikt.
Er wordt voor gezorgd dat de zuurstof van de ingeblazen lucht zich niet met het gesmolten ruwijzer in het reservoir kan verbinden. Een grote hoogoven levert in 24 uur 1000 ton ruwijzer d.w.z. 50 goederenwagons) en verbruikt daarvoor 1750 ton erts, 850 ton cokes met 200 ton toeslag; daarvan vallen er 600 ton slakken af, die voor straatplaveisel, betonproduktie e.d. gebruikt worden.