zijn nauw verwant aan de bijen. Grote wijfjes, die overwinterd hebben, maken in het voorjaar als stammoeder onderaardse nesten in verlaten muizegangen. Uit onbevruchte eieren ontstaan in de loop van de zomer middelgrote mannetjes en uit bevruchte eieren de kleinere werksters.
In de nazomer verschijnen weer grote wijfjes, de stammoeders voor het volgende jaar. Het volk als zodanig sterft in de herfst. De bromtoon bij het vliegen wordt door stembanden in de ademhalingsopeningen (stigmata) van het achterlijf en van het achterste deel van het borststuk voortgebracht. De hommels zijn belangrijke bestuivers. De wijfjes en werksters dragen een gifangel, die zij in geval van nood gebruiken.