waren de gebieden die na 1579 op Spanje waren veroverd door Maurits en Frederik Hendrik. De bevolking behield haar rechten en gewoonten, maar werd rechtstreeks uit Den Haag bestuurd door rondreizende commissies. De belastingdruk was er zwaar, en deze streken (Brabant, Limburg, Zeeuws-Vlaanderen, Westerwolde) bleven dan ook tot aan de Franse Tijd economisch achter.
Ze heetten generaliteitslanden omdat de Staten-Generaal de soevereiniteit erover bezaten. Ze golden niet als gewone gewesten.