een familie van slangen met veel tanden op bovenkaak en verhemelte. Bij de niet-giftige vertegenwoordigers, b.v. ringslang, gladde slang en esculaapslang, zijn deze tanden gelijkvormig, de giftige, b.v. brilslangen, hebben vooraan op de bovenkaak twee grote giftanden.
Door de groef in deze tanden vloeit het vergif in de gebeten wond. De zeer uitrekbare banden tussen de onderkaakstakken maken het verzwelgen van vrij grote dieren, als kikvorsen en padden, mogelijk.