Het gieten van een bronzen beeld is een ingewikkeld procédé. Tegenwoordig gebruikt men dikwijls de „cire perdue”-methode.
Het gipsen „origineel” wordt eerst af gedekt met een laagje klei, waaroverheen een kap van gips wordt aangebracht. Is deze tweedelige, afneembare kap gedroogd, dan wordt het laagje klei verwijderd en de open ruimte tussen kap en origineel volgegoten met gelatine, waarin zich dan het negatief van het origineel afdrukt. Men snijdt de droge gelatine in twee helften om nu het origineel te verwijderen. Het holle negatief wordt vervolgens met een laagje was volgegoten, zodat er een wasmodel ontstaat dat gelijk is aan het origineel. Dit wasmodel krijgt dan een nieuwe mantel van vuurvast materiaal, waarmee het ook van binnen wordt volgestopt. In de mantel worden een gietgat en luchtkanalen aangebracht.
Het geheel wordt nu tot 700° C verhit, zodat het wasmodel wegsmelt (vandaar de naam ,,cire perdue”). De overgebleven mantel en kern worden daarna in een gat in de grond geplaatst. Nu begint het gieten van het vloeibaar metaal (ongeveer 1000°). Als dit proces voorbij is, worden mantel en kern weggehakt. Grote beelden worden vaak in verscheidene. stukken vervaardigd, die nu aan elkaar gelast worden. Het geheel moet nog chemisch worden gereinigd, waarna men het de verlangde kleur geeft (patineren).