de toestand van optimale rijkdom aan bacteriën en van het hoogste voortbrengingsvermogen van een stuk land. Ze wordt verkregen door een vakkundige bewerking van de grond, door een voldoende toediening van stalmest en compost en door een dichte begroeiing met planten.
De voor beplanting geschikte grond is fijn gekruimeld en toereikend van lucht en vocht voorzien. In zulke grond hebben de wortels en de microorganismen een gezonde levensruimte. Hoe rijker de bodem aan zulke organismen is, des te beter is hij als teelaarde geschikt. 1 g van een dergelijke grond bevat rond 60 milj. micro-organismen. De bouwvoor is 22 cm dik. Daarom moet men niet dieper dan 22 cm ploegen of spitten, want anders haalt men dode lagen aan de oppervlakte en begraaft de rijpe laag; zie ook grondbewerking en bodemmoeheid.