XYZ van Amsterdam

J. Kruizinga, Gerrit Vermeer (2002)

Gepubliceerd op 22-06-2018

Amstelkerk

betekenis & definitie

Amstelkerk - Bij resolutie van Burgemeesteren en Vroedschap* werd op 8 aug. 1668 besloten "tot gerijf der Gereformeerde Bewooneren van de nieuwe uitlegging omtrent de Utrechtsche poort een predikschuur op te richten". Het ontwerp van deze kerk was afkomstig van de stadsbouwmeester Daniël Stalpaert*. Uitvoerder van het project, dat voorzag in de bouw van een vierkante loods van honderd voet lang, honderd voet breed en een op zestien stijlen gefundeerd dak, was de timmerman- aannemer Jacob Martsz. Deze overleed in dec. 1669, toen de kerk bijna gereed was. Op 9 mrt. 1670 vond de inwijding plaats door dominee Henricus Rulaeus, de oudste dienstdoende hervormde predikant van A.

Deze predikant kon praten als Brugman en zijn inwijdingspreek werd zelfs een eeuw later opnieuw uitgegeven door Hendrik van de Kattenbeld, een papier- en boekverkoper. Ook later beleefde deze preek nog meerdere herdrukken. Hoezeer de Amstelkerk jarenlang een godsdienstig centrum voor haar omgeving was en als pleisterplaats voor de bewoners van de omliggende grachten fungeerde, blijkt uit het kerkmeestersregister. Dit wordt voor een belangrijk deel gevuld met befaamde Amsterdamse namen, zoals Beels, Bicker, Boreel, Commelin, Dedel, Elias, Elzevier, Geelvink, Hooft, Van Loon, Van Outshoorn, Six en Tetterode. Zij waakten als kerkmeesters over het onderhoud van de kerk, waarvoor het geld van de banken- en stoelenverhuur en giften dienden. Men moest vrij hoge bedragen uittrekken voor herstelwerkzaamheden aan de fundamenten, waarvoor men in 1678, 1733 en 1768 kwam te staan. Ook sprong het stadsbestuur bij, omdat het gebouw eigendom van de overheid was. Anderzijds ontleenden de vroede vaderen hieraan het recht om de kerk op doordeweekse dagen voor allerlei andere activiteiten te gebruiken. Er werden gewonde soldaten ondergebracht, zij die onder dienst geroepen werden, moesten zich hier melden en in 1811 werden zelfs de paarden van Napoleon er gestald, reden waarom we nu nog aan de kerk een houten bordje zien hangen met het opschrift "Stal van Napoleon". Nadat de Amstelkerk in 1810 eigendom van de kerkelijke gemeente was geworden, ging men zich bezinnen op een meer definitief karakter van dit bedehuis.

Reeds in 1700 had de A'damse advocaat mr. Nicolaas Listingh gepleit voor de bouw van een stenen kerk op de Botermarkt* (nu Rembrandtsplein), maar daar is niets van gekomen. Toen op 10 jan. 1836 Frederica Elisabeth Cramer overleed, liet zij ƒ 25.000 na, die moesten dienen voor de verfraaiing van de Amstelkerk. Er vond een grondige verbouwing plaats en op 15 nov. 1840 kon dr. Gerrit van Limburg Brouwer de kerk opnieuw inwijden. Men vond het toen ongepast dat de Amstelkerk geen orgel bezat en na een grootscheepse collecte kon in 1843 een fraai Batz-orgel worden aangeschaft. In 1930 onderging het meubilair een vernieuwing.

Lange tijd diende de Amstelkerk als decor van de markt op het Amstelveld*, waar de beroemde professor Kokadorus* (Meyer Linnewiel) triomfen vierde. Verschillende schilderijen, waaraan de namen van Louis Fabritius Dubour, Gérard de Lairesse*, Nicolaas Charles Dekker en Lizzy Ansingh* zijn verbonden, werden in de loop van de eeuwen aan de kerk geschonken. In de bijbehorende lokaliteiten hadden tal van activiteiten plaats. De ontvolking van de binnenstad en de ontkerkelijking hebben ook op deze "Assepoester onder de A'damse kerkgebouwen" grote invloed gehad. De kerk vertoonde bovendien ouderdomsverschijnselen en voor het herstel daarvan was geen geld aanwezig. Daarnaast verlegden de nazaten van de notabele families, die de banken en de collectezakken vulden, hun domicilie naar elders. Door het ingrijpen van Stadsherstel kon dit gebouw behouden blijven en opnieuw tot leven worden gewekt.

LIT. Dr. I.H. van Eeghen, De Amstelkerk en het Walenweeshuis, M.A. 1961, 69; J.A. Groen jr, Drie eeuwen Amstelkerk, O.A. 1970, 2; Jaap van der Veen, Nieuwe bestemming Amstelkerk, De Lamp mrt. 1987.