Woordenboek der oudheid

Prof. dr. J. Nuchelmans - Dr. J.H. Brouwers (1976)

Gepubliceerd op 18-06-2025

NESTOR

betekenis & definitie

Nestor (Νεστωρ), griekse eigennaam.

1. Nestor, legendarische zoon van → Neleus en Chloris, de enige die hun restte na een door Heracles aangericht bloedbad, vader van o.a. → Antilochus en koning van Pylus in Messenië. Nestor was bekend om zijn hoge ouderdom, die hem niet belette als raadsman en zelfs als strijder aan de trojaanse oorlog deel te nemen. Volgens de Ilias (1, 250-252) had hij twee mensengeslachten overleefd, wat waarschijnlijk betekent dat hij ouder dan 60 was, maar door lateren (Ovidius, Metamorfosen 12, 187v) dikwijls uitgelegd werd als meer dan 200 jaar oud. Homerus schildert hem als een praatvaar, gul met ongevraagde adviezen en verhalen over eigen, vroegere heldendaden (strijd tegen Heracles, en tegen de Epeeërs in Elis) en sportprestaties. Naar huis teruggekeerd, ontving Nestor later → Telemachus tijdens diens speurtocht naar zijn vader Odysseus. In de beeldende kunst komt Nestor weinig voor.

Lit. P. Weizsacker (Roscher 3, 289-298). J. Schmidt (PRE 17, 108-123). A. Rumpf (EAA 5, 431v). [Versnel]

2. Nestor van Laranda in Lycaonië, epische dichter ten tijde van keizer Septimius Severus (193-211), vader van de dichter → Pisander (3). Nestor schreef o.a. een Ιλιας λειπογραμματος in 24 boeken, die zo ’gedicht’ was dat in elk boek één bepaalde letter van het alfabet geen enkele keer voorkwam, Μεταμορφωσεις, een Αλεξανδρειας, twee leerdichten over geneesmiddelen en een hymne op de Dioscuren. Van dit alles is vrijwel niets bewaard gebleven. Ut. R. Keydell (PRE 17, 125v). [Nuchelmansl

< >