Memnon (Μεμνων), griekse eigennaam. Vermelding verdienen:
1. Memnon, in de griekse sagen koning der → Ethiopiërs, zoon van → Eos en Tithonus. In de trojaanse oorlog kwam Memnon zijn oom Priamus te hulp, doodde onder meer Nestors zoon Antilochus, maar sneuvelde zelf door de hand van Achilles. Zeus schonk hem op verzoek van zijn treurende moeder de onsterfelijkheid. Niettemin werd op vele plaatsen het graf van Memnon aangewezen, o.a. op de oever van de Aesepus bij Cyzicus, in het perzische Susa en op verschillende plaatsen in Syrië en Egypte. De heldendaden en de dood van Memnon werden verhaald in de Aethiopis, een van de verloren gegane gedichten van de → epische cyclus; ze werden door Hesiodus, Pindarus en de tragici met allerlei details opgesmukt. De griekse vazenschilders lieten zich graag inspireren door de strijd tussen Achilles en Memnon (bv. op de hals van een roodfigurige krater uit ca. 490 vC in het British Museum) en de dodenklacht van Eos (o.a. op een zwartfigurige attische amfora uit ca. 530 vC in het Vaticaans Museum en op een kylix in het Louvre).
Grieken en Romeinen hielden de twee kolossale - thans nog bestaande - 18 m hoge zandstenen beelden van de zittende → Amenhotep III (1408-1372) in de op de westelijke Nijloever gelegen dodenstad van het egyptische → Thebe (bij het tegenwoordige Medinet Habu) voor beelden van Memnon; ze noemden ze de kolossen van Memnon en duidden het hele complex van dodentempels aldaar met τα Μεμνονεια of τα Μεμνονια aan (zie Memnonia; zie Memnon-kolossen).
Lit. R. Holland (Roscher 2, 2653-2687). J. Pley (PRE 15, 638-649). EAA 4, 999vv.
2. Memnon van Rhodus, huurlingencommandant en veldheer uit de 4e eeuw vC. Memnon nam met zijn broer Mentor (2) in 353 deel aan de grote satrapenopstand tegen Artaxerxes III, in dienst van de satraap van Dascylium, Artabazus, met wie hij na de mislukking naar Macedonië vluchtte; in 342 keerde hij samen met Artabazus terug in dienst van de perzische koning. In 336 weerstond Memnon met succes de aanval die Philippus II van Macedonië door Parmenio op Klein-Azië liet uitvoeren. Toen Alexander de Grote naar Azië overstak (334), wezen de satrapen de door Memnon aanbevolen strategie van de verschroeide aarde af, maar na de perzische nederlaag bij de Granicus werd hij door Darius III met het opperbevel over geheel Klein-Azië belast. Hij wist de verovering van Milete en Halicarnassus door Alexander een tijd lang tegen te houden en poogde de oorlog te verplaatsen naar Griekenland. Memnons plotselinge dood in de zomer van 333 verloste Alexander van de enige werkelijk tegen hem opgewassen tegenstander.
Lit. U. Kahrstedt (PRE 15, 652v).
3. Memnon van Heraclea Pontica (1e eeuw nC), auteur van een geschiedenis van zijn vaderstad, waarvan de boeken 9-16 in codex 224 van Photius’ Bibliotheca geëxcerpeerd zijn. Deze boeken behandelden in het kader van de algemene geschiedenis de periode van 364 (het begin van de tyrannis in Heraclea) tot 47 vC (terugkeer van Caesar naar Rome).
Lit. Fragmenten bij F. Jacoby, Die Fragmente der griechischen Historiker 3 B (Leiden 1950 = 1964) nr. 434. [Nuchelmans]