Woordenboek der oudheid

Prof. dr. J. Nuchelmans - Dr. J.H. Brouwers (1976)

Gepubliceerd op 18-06-2025

HIRAM

betekenis & definitie

Hiram (hebr. hiram: afkorting van ‘ahiram, in 1Kg 5,24v.32 Chirom, in 2Kr 2,2.10-13 Churam genoemd, eigennaam van twee Pheniciërs;

1. Hiram, koning van Tyrus, tijdgenoot van David en Salomo, onderhield vriendschappelijke betrekkingen met de Israëlieten en oefende door zijn leveranties van bouwmateriaal en kunstenaars grote invloed uit op de israelitische bouwkunst (2Sm5,11; 1Kr 14,1; 1Kg 5,15-26; 2Kr 8,17v). Volgens Fl. Jos. (Ant. 8,5, 3; c.Ap. 1,8) die zich daarvoor op phenicische bronnen beroept, zou Hiram 34 jaar geregeerd hebben (omstreeks 979-945).

Lit. F. Ch. Fensham, The Treaty between Solomon and Hiram and the Alalakh Tablets (JBL 79, 1960, 59v).

2. Hiram, tyrische kunstenaar, ontwierp en vervaardigde bronzen voorwerpen voor de tempel en het paleis van Salomo (1Kg 7,13-46). [v. d. Bom]

< >