Adonis (Αδωνις), griekse godheid van phenicische herkomst, over wie sinds Hesiodus in de griekse wereld vele mythen en verhalen in omloop waren.
I. De grondvorm daarvan schijnt de volgende te zijn. Gesproten uit een oosterse vorst (genoemd worden Theias van Syrië, Cinyras van Cyprus e.a.) en diens dochter Myrrha ol bmyrna, werd Adonis om zijn buitengewone schoonheid door Aphrodite opgenomen en ter opvoeding toevertrouwd aan Persephone. Deze, op haar beurt verliefd geworden, wilde de jongen niet aan Aphrodite teruggeven. Het geschil werd door Zeus beslecht: Adonis zou in de lente en zomer op aarde bij Aphrodite verblijven, gedurende de rest van het jaar bij Persephone in de onderwereld. Adonis werd tijdens de jacht door een everzwijn gedood. Dit verhaal werd met steeds meer details en varianten opgesmukt, onder andere met bloemenlegenden: de rode rozen zouden hun kleur te danken hebben aan het bloed van Aphrodite, die, toen ze haar gewonde vriend te hulp kwam, haar voet prikte aan een doorn; de kortbloeiende anemonen (letterlijk ’windbloemen’) zouden ontsproten zijn aan het bloed van de stervende jongeling. De naam van de godheid (phenicisch adon = heer) en vele trekken van het verhaal wijzen duidelijk op oosterse oorsprong (vgl. → Tammuz, → Attis, en → Baäl). De mythe symboliseert de afstervende en weer ontluikende natuur, werd althans reeds vroeg als zodanig opgevat.
II. De cultus van Adonis verspreidde zich vanaf de 5e eeuw vC en vooral in de hellenistische tijd snel over het Middellandse Zee-gebied. De rouwende Aphrodite zou ter ere van haar vriend een rouwfeest (Αδωνια) ingesteld hebben, dat in de zomer of de lente op vele plaatsen werd gevierd en vooral bij vrouwen zeer populair was. Het feest duurde gewoonlijk twee dagen; op de eerste dag rouwde men om Adonis heengaan, op de tweede jubelde men om zijn terugkeer; in Alexandrië omgekeerd. Daarbij werd de godheid voorgesteld door een houten beeld, dat omgeven werd door zg. Adonis-tuintjes, potten en korven met snelverwelkende bloemen. Een Adonis-feest te Alexandrië beschrijft Theocritus in zijn 15e mime, Bion van Smyrna is de auteur van een Lijkklacht om Adonis (Aδωνιδος επιταφιος).
III. Scènes uit de Adonis-mythe zijn vanaf de 4e eeuw vC frequent op etruskische spiegels (b.v. de spiegel van Orbetello in het Louvre), op vaatwerk (b.v. de um van Toscanella in het Vaticaans Museum) en op muurschilderingen te Pompeji (b.v. in de Casa di Adone), vanaf de 2e eeuw nC ook op sarcofagen, die bv. een overleden echtpaar voorstellen als Adonis en Aphrodite (alleen al in romeinse musea minstens acht exemplaren). In de nieuwere tijd lieten Titiaan, Rubens, Poussin, Canova, Thorwaldsen en anderen zich door de mythe inspireren. Vgl. ook Shakespeare’s Venus and Adonis.
Lit. Ovidius, Metamorfosen 10, 298-739. - B. M. Felletti Maj (EAA 1, 68-71). - P. Lambrechts, Over Griekse en oosterse mysteriegodsdiensten; de zgn. Adonismysteries (Mededelingen Vlaamse Akademie voor Wetenschappen, Klasse Letteren, 16, Brussel 1954). J. G. Frazer, Adonis, Attis, Osiris (Londen 1906). W. W. von Baudissin, Adonis und Hsmun (1911). J. Leipoldt, Sterbende und auferstehende Götter (1923) 17vv.
[Nuchelmans].