tijgen - Werkwoord
1. (verouderd) beschuldigen
tijgen - Werkwoord
1. (verouderd) ergens naartoe gaan
♢ Zij tijgen 's zondags tweemaal ter kerke.
2. (verouderd) aan iets beginnen
♢ Wij tijgen aan het werk.
Woordherkomst
Weiland (1810) onderscheidt twee werkwoorden. "Tiegen" ging later op in "tijgen".
*tijgen-teeg-getegen (Middelnederlands: tiën): beschuldigen
**vgl. tuigen (getuigen, overtuigen)
*tiegen-toog-getogen: erop uit trekken, iem. ergens naartoe leiden
**vgl. ziehen
Gepubliceerd op 01-11-2017
tijgen
betekenis & definitie