Gepubliceerd op 04-12-2017

medelijdend

betekenis & definitie

medelijdend - Bijvoeglijk naamwoord
1. met veel medegevoel
Onze vakantiebestemming was Walcheren. Als je dat zegt, zie je sommige mensen een tikje medelijdend wegkijken, alsof je herinneringen wilt ophalen aan een vakantieoord voor kinderen uit achterstandswijken. „Toen ik in Bangkok overstapte naar Schiphol, had ik nog steeds heimwee naar Australië”, hoorde ik een vrouw deze week zuchten. Tegen zo iemand zeg je niet: „Zoutelande is ook aardig.”
„Wat deed ik verkeerd? Waarom laat Jeanine mij vallen?”, krijste hij vrijdagavond tegen zijn bevelhebbers. Zij keken hem medelijdend aan. Niets is erger dan een radeloze dictator zonder macht.

Woordherkomst
afgeleid van medelijden met het achtervoegsel -d

Synoniemen
meedogend, barmhartig, meewarig, begaan, mededogend, weekhartig