Gepubliceerd op 04-12-2017

ingoed

betekenis & definitie

ingoed - Bijvoeglijk naamwoord
1. buitengewoon vriendelijk en rechtschapen
Carina is geheel naar verwachting beeldschoon, ingoed en hoogst begaafd, maar ook al dertig jaar oud.

Woordherkomst
afleiding van goed (bijvoeglijk naamwoord) met in- (versterkend voorvoegsel)

Verwante begrippen
in- en ingoed