Gepubliceerd op 04-12-2017

hardheid

betekenis & definitie

hardheid - Zelfstandignaamwoord
1. psychische ongevoeligheid
Na de desastreuze verkiezingsuitslag voor de PvdA waagde partij-ideoloog Paul Kalma, oud-Kamerlid en oud-directeur van de Wiardi Beckman Stichting (wetenschappelijk bureau van de PvdA), zich zaterdag 18 maart aan een verklaring. Hij uitte kritiek op het lage sociaal-democratische gehalte van zijn partij, een verkiezingsprogramma waarin stond dat het in Nederland „gelukkig weer de goede kant” opgaat, mede door de pijnlijke bezuinigingsmaatregelen van het kabinet-Rutte II. Volgens Kalma bagatelliseerde zijn partij de hardheid van saneringen terwijl de opbrengst van beleid te gunstig is voorgesteld. In dit verband schreef hij dat afgelopen jaren in Frankrijk „veel minder bezuinigd is”, terwijl de groei in dat land hoger is.
2. een eigenschap van materialen
En dan is er nog ‘dondersneeuw’ - dat is onweer met sneeuw - en, in oplopende mate van hardheid: ‘papsneeuw’, ‘plaksneeuw’ en ‘paksneeuw’. Ze zeggen wel eens dat de eskimo’s honderd woorden voor sneeuw hebben - wat overigens niet zo is - maar wij hier in Nederland overklassen ze moeiteloos met al onze winterporno.
3. een eigenschap van potloden
Met potloden van een hoge hardheid kun je scherpe lijnen trekken. Met zachtere potloden kun je makkelijker een vlak vullen.
4. een eigenschap van water: hoeveel mineralen erin zitten
De hardheid van het drinkwater bepaalt hoeveel wasmiddel je in je wasmachine moet doen
5. een eigenschap van röntgenstralen
Harde röntgenstralen hebben een groter doordringend vermogen dan zachte röntgenstralen

Woordherkomst
afgeleid van hard met het achtervoegsel -heid

Synoniemen
[1] hardvochtigheid, meedogenloosheid, severiteit, strengheid, gevoelloosheid

Antoniemen
zachtheid