Gepubliceerd op 13-11-2017

drom

betekenis & definitie

drom - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van drommen
♢ Ik drom
2. gebiedende wijs van drommen
drom!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van drommen
drom je?

drom - Zelfstandignaamwoord
1. een grote groep dringende mensen
Direct na de opening plaatste marketingdirecteur Bohemen foto’s op zijn Twitter-account waarop drommen klanten over een oranje loper de winkel binnengaan, door een haag van oranje confetti. Maar enkele uren later is er in de „eerste Nieuwste Blokker” – de eerste Blokker volgens het vernieuwde concept – geen reuring meer te bekennen.