Razende Roland. Roland was een paladijn (letterlijk: heer van 't paleis — voornaam edelman en hoveling) van Karel den Grote en is de held geworden van een beroemd Middeleeuws lied: het Rolandslied.
De sterke, vrome held (door Eginhard, Karels levensbeschrijver, „Rulandus, graaf der Brittannische mark" genoemd) was een zoon van Karels zuster Bertha. Nadat Karel een goed geslaagde tocht tegen de Mooren (Saracenen) in Spanje had ondernomen, werd zijn achterhoede onder Roland verraderlijk door de Basken in het dal van Ronceval overvallen (15 augustus 778). Dapper verdedigt Roland zich, maar moet het onderspit delven ; zijn zwaard Durendal of Durandart tracht hij vóór zijn dood te vergeefs stuk te breken, opdat het niet in handen der Heidenen zal vallen ; wel raadt de trouwe Olivier hem aan op zijn wonderhoorn Olifant te blazen ('t geluid is zo krachtig, dat Karel het moest horen en dus tot ontzet zou opdagen), doch daarvoor is Roland te trots. Eerst als hij reeds ligt te sterven, brengt hij den hoorn aan den mond; Karel hoort het, doch . . . . te laat. — Het gedicht nu, dat dezen strijd bezingt, heet het Rolandslied. Verschillende vertalingen en bewerkingen verschenen er van, o. a. van den Italiaanschen dichter x^triosto, wiens „Orlando furioso" (= Razende Roeland) zelfs spreekwoordelijk werd.